Op donderdag 15 februari worden er graafwerkzaamheden uitgevoerd op project Teersdijk-Wijchen nabij Kasteellaan 96 te Wijchen. Op enig moment treft een machinist van een graafmachine tijdens het vrijgraven van het kabeltracé een grote boomstronk aan van een in het verleden, buiten dit project, gekapte boom. Tijdens dit project zijn er reeds meerdere vergelijkbare boomstronken aangetroffen. Deze boomstronken zijn allemaal verwijderd in en door dit project. De machinist probeert bij deze boomstronk met zijn graafbak ruimte te maken om de boomstronk te verwijderen. Tijdens deze werkzaamheden raakt de graafbak een onder spanning staande 10 kV middenspannings-kabel (MS-kabel) die tussen de wortels ligt: de graafbak schoot van een wortel af, in de MS-kabel. Dit veroorzaakt een vlamboog.  

1. Omdat alle aanwezige medewerkers op afstand stonden is er geen letsel opgetreden.
2. De graafbak heeft de MS-kabel beschadigd en de opvolgende vlamboog heeft de graafbak beschadigd.
3. Het industrieterrein dat aangesloten is op deze MS-kabel heeft circa 2 uur stroomuitval ondervonden. 

1. Er was een actuele KLIC-graafmelding voorhanden/gebruikt en kabels zijn voorafgaande aan het graven gelokaliseerd m.b.v. een kabelzoeker. Het lokaliseren van specifieke kabels of leidingen met een kabelzoeker was lastig omdat er op deze locatie veel kabels en leidingen dicht bij elkaar liggen: 'de hele stoep ligt vol'. De globale ligging van K&L was voorafgaande aan het graven bekend.
2. In de voorbereiding van deze werkzaamheden is er aandacht besteed aan risico's die gerelateerd zijn aan het graven nabij bomen. Er is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de bomenposter van het norminstituut bomen. In de voorbereiding is er onvoldoende aandacht geweest voor de aanwezigheid van (oude) boomstronken. Deze informatie is vooraf onvoldoende opgehaald/gebruikt: na dit incident gaf een medewerker van de gemeente aan dat hij wist dat er op deze locatie diverse (oude) boomstronken aanwezig waren.
3. Er zijn voorafgaande aan deze werkzaamheden onvoldoende afspraken gemaakt (met de opdrachtgever) over hoe te handelen bij het aantreffen van onvoorziene bodemobjecten zoals bijvoorbeeld boomstronken, putten en/of funderingen. De graafploeg moet bij het aantreffen van onvoorziene bodemobjecten contact leggen met de operationeel leidinggevende. De graafploeg en de operationeel leidinggevende bepalen in die situaties in overleg met elkaar welke beheersmaatregelen er dan worden genomen. Beheersmaatregelen die genomen kunnen worden zijn o.a.: het zuigen van grond i.p.v. het graven van grond, het spanningsloos maken van kabels en/of het verleggen/verplaatsen van het het kabeltracé. Bij dit leerpunt speelt productie-/oplossingsgerichtheid van medewerkers een belangrijke rol.