Wanden verkrijgen hun stabiliteit door dwarswanden en de verbinding met bovenliggende vloeren. Als in de uitvoeringsfase deze bovenliggende vloeren nog niet aanwezig zijn dienen wanden tijdelijk geschoord te worden. Dit ter voorkoming van ongevallen door wind of horizontale (stoot)belastingen die bijvoorbeeld kunnen optreden bij het leggen van betonvloeren.
De koppen van de Calduran schoor zijn onder een beperkte hoek draaibaar waardoor geborgd is dat schoren niet te steil kunnen worden geplaatst maar dat wel een bepaalde flexibiliteit aanwezig is. Zo wordt voorkomen dat bij het aandraaien van de bouten de lijmvoeg van het bovenste element wordt “gekraakt”.
Windkracht
Geadviseerd wordt om met het lijmen van elementen te stoppen als de windkracht hoger is dan windkracht 6. Tevens is het advies om bij een windkracht hoger dan 8 Beaufort niet meer op de bouwplaats te lopen in verband met vallende en rondvliegende bouwmaterialen door rukwinden. Het schooradvies gaat uit van standaard schoorafstanden tot windkracht 8. Als het gaat stormen wordt door het KNMI een windwaarschuwing of een weeralarm uitgegeven. Indien nodig moeten dan extra schoren worden geplaatst.
Controleer bij stormwaarschuwing alle wanden en plaats zonodig extra schoren.
Het schoren van de wanden
Voor het schoren zijn de volgende richtlijnen opgesteld op basis van de volgende voorwaarden:
Tot een bouwwerkhoogte van 10 meter;
Gebruik Calduran wandschoren met een lengte van 2,4 m onder 45 graden geplaatst. Minimale buisafmeting 42,2 x 2,65 mm. De schoor moet zo sterk zijn dat het een trek- of drukbelasting van 3,2 kN (karakteristieke waarde) kan opnemen.
Bij een stevige wind of buien ontstaat bij wanden van 100 tot en met 150 mm dik al bij wandhoogtes van drie lagen elementen al kans op omvallen van de vers gelijmde wand. Plaats daarom bij deze wanden de schoor al gelijk na het plaatsen van het eerste hele element op de derde laag. Plaatst de tweede schoor op maximaal 4 meter afstand en houd een maximale afstand tot het einde van de wand aan van 2 meter.
Schooradvies rechthoekige wanden
Rechthoekige wanden dienen volgens de volgende hierna weergegeven tabellen, tekeningen en richtlijnen te worden geschoord. Bij rechthoekige wanden wordt onderscheid gemaakt in wanden met een enkele schoor en wanden met meerdere schoren. Bij een wand met meerdere schoren dienen de schoren verdeeld te worden over de lengte van de wand. Hierbij dient de schoorafstand ongeveer 0,6 maal de wandlengte te zijn en de eindafstand ongeveer 0,2 maal de wandlengte.
Voor wanden van 100 tot en met 150 mm geldt de tekening en instructie op blz 2. Hierbij wordt de eerste schoor op het eerste element geplaatst.
Algemene richtlijn:
Als eenvoudige richtlijn kan worden gesteld dat voor de meeste situaties een maximale schoorafstand aangehouden kan worden van 4 meter en een eindafstand van 2 meter. Wanden dikker dan 214 mm hoeven niet geschoord te worden. In verband met de beperkte sterkte van (korte) penanten deze altijd afschoren, ook bij wanden dikker dan 214.
Schoorafstand bij rechthoekige wanden bij storm / windwaarschuwing:
Met name bij de buitenwanden / binnenspouwbladen die vaak 100 of 120 mm dik zijn dient de schoorafstand verminderd te worden. Dit zijn de wanden aan de buitenzijde van het gebouw die de meeste wind vangen. Zie de tabel met windkrachten.